G. considérant que l'article 16, paragraphe 2, du TFUE appelle le Parlement européen et le Conseil à fixer un cadre clair et stable pour la protection des données avec des "règles relatives à la protection des personnes phy
siques à l'égard du traitement des données à caractère personnel par les institutions, organes et organismes de l'Union, ainsi que par les États membres dans l'exercice d'activités qui relèvent du champ d'application du droit de l'Union, et à la libre circulation de ces données"; considérant que le même arti
cle dispose que "le respect de ces rè ...[+++]gles est soumis au contrôle d'autorités indépendantes"; considérant qu'il résulte de ce qui précède que les règles précitées s'appliquent également au traitement des données à caractère personnel par les institutions de l'Union dans le cadre de la politique étrangère et de sécurité commune; considérant que l'article 39 du traité sur l'Union européenne (au chapitre 2 intitulé "Dispositions spécifiques concernant la politique étrangère et de sécurité commune") doit être lu comme une dérogation à l'article 16 du TFUE qui dispose que "le Conseil adopte une décision fixant les règles relatives à la protection des personnes physiques à l'égard du traitement des données à caractère personnel par les États membres dans l'exercice d'activités qui relèvent du champ d'application du présent chapitre, et à la libre circulation de ces données"; considérant que, à l'instar de l'article 16, paragraphe 2, du TFEU il dispose que "le respect de ces règles est soumis au contrôle d'autorités indépendantes",G.
overwegende dat het Parlement en de Raad op grond van artikel 16, lid 2, van het VWEU een duidelijk en stabiel kader moeten creëren voor de gegevensbescherming met voorschriften "betreffende de bescherming van natuurlijke personen ten aanzien van de verwerking v
an persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie, alsook door de lidstaten, bij de uitoefening van activiteiten die binnen het toepassingsgebied van het recht van de Unie vallen, alsmede de voorschriften betreffende het vrij verkeer van die gegeve
...[+++]ns"; overwegende dat in hetzelfde artikel staat: "Op de naleving van deze voorschriften wordt toezicht uitgeoefend door onafhankelijke autoriteiten"; overwegende dat dit impliceert dat bovenstaande voorschriften ook gelden voor de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen van de Unie op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid; overwegende dat artikel 39 van het VEU (in hoofdstuk 2, getiteld "Specifieke bepalingen betreffende het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid") moet worden gelezen als afwijking van artikel 16 van het VWEU en bepaalt dat "de Raad een besluit vast[stelt] inzake de voorschriften betreffende de bescherming van natuurlijke personen ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens door lidstaten, bij de uitoefening van activiteiten die binnen het toepassingsgebied van dit hoofdstuk vallen, alsmede de voorschriften betreffende het vrij verkeer van die gegevens"; overwegende dat dit artikel net als artikel 16, lid 2, van het VWEU het volgende bepaalt: "Op de naleving van deze voorschriften wordt toezicht uitgeoefend door onafhankelijke autoriteiten",