Le Traité de Maastricht avait introduit un article 3 B dans le Traité instituant la Communauté européenne. Cet article précisait qu'en vertu du principe de subsidiarité, la Communauté ne doit intervenir, dans les domaines où elle n'est pas exclusivement compétente, que si et dans la mesure où les objectifs de l'action envisagée ne peuvent être réalisés de manière suffisante par les États membres et peuvent donc être mieux réalisés au niveau communautaire.
Het Verdrag van Maastricht voegde in het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap een artikel 3 B in dat bepaalde dat op gebieden die niet onder haar exclusieve bevoegdheid vallen, de Gemeenschap, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel, slechts optreedt indien en voor zover de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de Lid-Staten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt.