1. Si une fraude telle que définie à l'article 1 constitue une infraction pénale et concerne au moins deux Etats membres, ceux-ci coopèrent de façon effective à l'enquête, aux poursuites judiciaires et à l'exécution de la sanction prononcée, au moyen, par exemple, de l'entraide judiciaire, de l'extradition, du transfert des poursuites ou de l'exécution des jugements prononcés dans un autre Etat membre.
1. Wanneer twee of meer Lid-Staten betrokken zijn bij een strafbaar gestelde fraude als omschreven in artikel 1, werken deze Lid-Staten doeltreffend samen bij het onderzoek, de vervolging en de bestraffing van het strafbaar feit, bij voorbeeld door middel van wederzijdse rechtshulp, uitlevering, overdracht van strafvervolging of tenuitvoerlegging van in een andere Lid-Staat gewezen rechterlijke beslissingen.