La C
our constate que la diffusion de la publicité fait en ré
alité l'objet d'une double taxation : d'une part, un impôt fédéral, la T.V. A., en vertu de l'article 18, § 1, 14°, du Code de la taxe sur la valeur ajoutée, qui soumet à ladite taxe « les prestations des entreprises de radiodistribution, télédistribution et télécommunication »; d'autre part, une taxe communautaire, la taxe litigieuse, en vertu de l'article 62, § 1, du décret du 25 juillet 1996, qui établit « une taxe sur la publicité télévisée diffusée par un organisme de r
...[+++]adiodiffusion télévisuelle ».
Het Hof stelt vast dat de uitzending van de reclame in werkelijkheid aan een dubbele belasting is onderworpen : enerzijds, een federale belasting, de B.T.W., krachtens artikel 18, § 1, 14°, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, dat « de verrichtingen van radio- en televisiedistributiebedrijven en van telecommunicatiebedrijven » aan die belasting onderwerpt; anderzijds, een gemeenschapsbelasting, de betwiste belasting, krachtens artikel 62, § 1, van het decreet van 25 juli 1996, dat « een belasting op de televisiereclame die wordt uitgezonden door een televisie-omroepinstelling » invoert.