Au paragraphe 2, on se penche sur la question qui peut naître lorsque le défunt craint de ne pouvoir accorder à ses plus jeunes enfants les mêmes attentions que celles qu'il a accordées à ses enfants plus ágés, par exemple parce qu'il sait qu'il est ágé et qu'il n'a plus longtemps à vivre, mais aussi parce qu'il a eu ces enfants à un áge beaucoup plus avancé et qu'il ne pourra plus leur transmettre ce qu'il a transmis aux plus ágés.
In paragraaf 2 wordt aandacht besteed aan een vraag die kan rijzen wanneer de erflater vreest dat hij niet meer voor zijn jongste kinderen zal kunnen zorgen zoals hij voor zijn oudere kinderen heeft gezorgd, bijvoorbeeld omdat hij weet dat hij ziek is en niet lang meer te leven heeft, maar evenzeer omdat hij die jongere kinderen op veel latere leeftijd heeft gekregen, zodat hij hen niet zoveel zal kunnen meegeven als wat zijn oudere kinderen hebben meegekregen.