2. Lorsqu'un conteneur réutilisable ou non réutilisable de gaz à effet de serre fluoré arrive en fin de vie, il revient à la personne utilisant le conteneur à des fins de transport ou de stockage de mettre en place des mesures de récupération adéquate des gaz résiduels qu'il contient afin d'en assurer le recyclage, la régénération ou la destruction.
2. Wanneer een navulbare of niet-navulbare houder van gefluoreerde broeikasgassen het einde van zijn levensduur bereikt, is de persoon die de houder voor vervoer of opslag gebruikt, verantwoordelijk voor het treffen van maatregelen voor de juiste terugwinning van restgassen in de houder, teneinde te zorgen voor de recycling, regeneratie of vernietiging van die gassen.