Une jurisprudence isolée a jugé que lorsque l’entreprise de travail intérimaire ne prouve pas que la grève chez l’utilisateur constitue un cas de force majeure en raison duquel il lui était impossible de fournir du travail au travailleur intérimaire non-gréviste et si elle ne prouve pas non plus qu’elle se trouvait dans l’impossibilité de faire travailler le travailleur intérimaire non-gréviste chez un autre utilisateur, alors l’entreprise de travail intérimaire est redevable de dommages et intérêts au travailleur intérimaire non-gréviste (Tribunal du Travail Bruxelles, 16 janvier 1992, Chron.
In een geïsoleerd geval heeft de rechtspraak reeds geoordeeld dat wanneer het uitzendkantoor niet bewijst dat de staking bij de gebruiker overmacht uitmaakt, ten gevolge waarvan zij onmogelijk werk kon verschaffen aan de werkwillige uitzendkracht en evenmin bewijst dat zij in de onmogelijkheid verkeerde de werkwillige uitzendkracht te laten werken bij een andere gebruiker, het uitzendkantoor een schadevergoeding verschuldigd is aan de werkwillige uitzendkracht (Arbeidsrechtbank Brussel 16 januari 1992, Soc.Kron.