De même, le délai d'attente de six mois ainsi que l'obligation de procéder à l'implantation au plus tard dans les deux ans qui suivent le décès d'un des partenaires constituent, pour l'intervenant, une réponse satisfaisante aux objections qui ont effectivement été formulées au cours des auditions en groupe de travail « bioéthique » et justifient que l'on n'interdise pas la procréation post mortem.
Ook de wachttijd van 6 maanden én de verplichting om de implantatie te laten plaatsvinden ten laatste 2 jaar na het overlijden van een van de partners, lijkt spreker voldoende te zijn om rekening te houden met de bezwaren die inderdaad werden geopperd tijdens de hoorzittingen in de werkgroep « bio-ethiek » en volstaan zijns inziens om de procreatie post mortem niet te verbieden.