Le délai de trois mois imparti par l'article 21, alinéa 2, de la loi spéciale du 6 janvier 1989 pour introduire une demande de suspension, et le délai de 6 mois imparti par l'article 3, § 1, de la même loi pour introduire un recours en annulation étaient donc tous deux expirés au moment de l'introduction du recours en annulation et de la demande de suspension.
De termijn van drie maanden opgelegd bij artikel 21, tweede lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 om een vordering tot schorsing in te stellen en de termijn van zes maanden opgelegd bij artikel 3, § 1, van dezelfde wet om een beroep tot vernietiging in te stellen, waren dus beide verstreken op het ogenblik dat het beroep tot vernietiging en de vordering tot schorsing werden ingesteld.