Il convient de veiller (voir les recommandations concernant les différentes espèces) à ne pas exposer les animaux à une humidité trop faible ou à des humidités relatives situées en dehors des intervalles recommandés pendant des périodes prolongées, notamment en ce qui concerne les cébidés, qui peuvent avoir des problèmes respiratoires.
Men dient erop toe te zien dat de dieren niet aan een te lage vochtigheid worden blootgesteld (zie de paragrafen over de afzonderlijke soorten); ook dient langdurige blootstelling aan een relatieve vochtigheid buiten het genoemde bereik te worden vermeden, met name in het geval van breedneusapen, die last kunnen hebben van ademhalingsproblemen.