« 4° la personne qui, dans les trente jours suivant la fin d'une période de détention préventive ou de privation de liberté, retrouve la qualité de titulaire au sens de l'article 86, § 1, 1° de la loi coordonnée, ou se trouve en incapacité de travail au sens de l'article 100, § 1, de la loi coordonnée, pour autant qu'elle ait accompli le stage prévu à l'article 128 de la loi coordonnée, à moins qu'elle n'en ait été dispensée et qu'elle remplissait les conditions d'octroi des indemnités d'incapacité de travail au début de la période de détention préventive ou de privation de liberté; »;
« 4° de persoon die binnen dertig dagen na het einde van een periode van voorlopige hechtenis of van vrijheidsberoving de hoedanigheid van gerechtigde in de zin van artikel 86, § 1, 1° van de gecoördineerde wet opnieuw verkrijgt of arbeidsongeschikt wordt in de zin van artikel 100, § 1, van de gecoördineerde wet, voorzover hij de in artikel 128 van de gecoördineerde wet bedoelde wachttijd vervuld had of daarvan was vrijgesteld en hij bij de aanvang van de periode van voorlopige hechtenis of van vrijheidsberoving voldeed aan de toekenningsvoorwaarden voor het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkeringen; »;