Par contre, concernant la disposition de l'article 2, 1º, c), de la loi du 5 mars 1998, la durée minimum de la peine à devoir avoir été subie a été portée à 16 ans pour les condamnés à une peine privative de liberté à perpétuité qui se trouvent en état de récidive légale.
Wat betreft de bepaling van het artikel 2, 1º, c), van de wet van 5 maart 1998, daarentegen werd de minimumduur van de straf die dient te zijn ondergaan indien men veroordeeld is tot een levenslange vrijheidsbenemende straf en men zich in een staat van wettelijke herhaling bevindt, gebracht op 16 jaar.