« § 2 bis. Par dérogation aux dispositions du § 2, la direction de l'institut supérieur peut nommer dans la fonction d'assistant, un membre du personnel enseignant qui a atteint l'âge de 55 ans et remplit les conditions pour une nomination à titre définitif, et qui a été en service, sans interruption et depuis le 1 janvier 1996, en tant qu'assistant auprès de l'institut supérieur.
« § 2 bis. In afwijking van de bepalingen in § 2, kan het hogeschoolbestuur een lid van het onderwijzend personeel dat de leeftijd van 55 jaar bereikt heeft en de voorwaarden voor vaste benoeming vervult, en dat sinds 1 januari 1996 ononderbroken in dienst is van de hogeschool als assistent, benoemen in het ambt van assistent.