Art. 21. Le juge de la jeunesse et tribunal de la jeunesse, une fois saisis, peuvent en tout temps convoquer l'intéressé, les parents, tuteurs, personnes qui en ont la garde, ainsi que toute autre personne afin de témoigner, sans préjudice de l'article 458 et 458bis du Code pénal, de l'article 156 du Code d'instruction criminelle et de l'article 931 du Code judiciaire.
Art. 21. Wanneer de zaak eenmaal aanhangig is voor de jeugdrechter of de jeugdrechtbank, kunnen deze te allen tijde de minderjarige, de ouders, de voogden, degenen die hem onder hun bewaring hebben, evenals iedere andere persoon oproepen om te getuigen, onverminderd artikel 458 en 458bis van het Strafwetboek, artikel 156 van het Wetboek van strafvordering en artikel 931 van het Gerechtelijk Wetboek.