L'alinéa 3 de la même disposition prévoit que si le devoir et le droit d'information du procureur du Roi subsistent après l'intentement de l'action publique, ce devoir et ce droit cessent pour les faits dont le juge d'instruction est saisi, dans la mesure où l'information porterait sciemment atteinte à ses prérogatives.
Het derde lid van dezelfde bepaling voorziet erin dat, hoewel de opsporingsplicht en het opsporingsrecht van de procureur des Konings blijven bestaan nadat de strafvordering is ingesteld, die plicht en dat recht ophouden te bestaan voor de feiten die bij de onderzoeksrechter zijn aangebracht voor zover het opsporingsonderzoek zijn prerogatieven bewust zou aantasten.