Il apparaît des faits de l'espèce et de la motivation du jugement a quo que la question préjudicielle porte en réalité uniquement sur l'article 30bis, § 1, alinéa 1, § 3, alinéas 1 et 2, et § 7, de la loi du 27 juin 1969 et sur les articles 400, alinéa 1, 402, alinéas 1 et 2, et 408, § 1, du Code des impôts sur les revenus 1992.
Uit de feiten van de zaak en de motivering van het verwijzingsvonnis blijkt dat de prejudiciële vraag in werkelijkheid enkel slaat op artikel 30bis, § 1, eerste lid, § 3, eerste en tweede lid, en § 7, van de wet van 27 juni 1969 en op de artikelen 400, eerste lid, 402, eerste en tweede lid, en 408, § 1, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.