« Art. 13. — Toutes les personnes que les présentes dispositions rendent compétentes pour surveiller l’application de la présente loi présenteront, dans l’exercice de cette surveillance, qu’elles interviennent en uniforme ou non, les pièces d’identification, dont le Roi fixe le modèle».
« Art. 13. — Alle personen die overeenkomstig deze bepalingen bevoegd worden gemaakt voor het toezicht op de toepassing van deze wet, zullen bij het uitoefenen van dit toezicht, ongeacht of ze optreden in uniform of niet, de identificatiebewijzen voorleggen, waarvan de Koning het model vastlegt».