Se fondant sur la Convention de New York du 20 novembre 1989, la Cour de cassation a décidé que « l'autorité des parents et les droits qui en découlent devant, en vertu de la Convention relative aux droits de l'enfant, toujours être exercés dans l'intérêt des enfants, le juge
peut décider, dans ledit intérêt, que pendant l'exercice du droit de visite, aucune mesure d'exécution ou de
coercition ne sera utilisée à l'égard des enfant
s » (Cass. , 11 mars 1994, Pas ...[+++]icrisie, 1994, I, 246 et note I).
Het Hof van Cassatie heeft steunend op het Verdrag van New York van 20 november 1989, beslist dat « nu, krachtens het Verdrag inzake de rechten van het kind, het ouderlijk gezag en de rechten die eruit voortvloeien steeds in het belang van de kinderen moeten worden uitgeoefend, de rechter in dat belang mag beslissen dat de ouder, bij de uitoefening van zijn omgangsrecht, geen uitvoeringsmaatregelen noch dwangmaatregelen tegen de kinderen mag gebruiken » (Cass. , 11 maart 1994, Pasicrisie, 1994, I, 246 en noot I).