La question préjudicielle est relative à la différence de traitement existant entre les personnes interjetant appel dans une procédure de droit commun et celles interjetant appel d'une ordonnance rendue sur les demandes relatives aux droits et devoirs respectifs des époux, à leur régime matrimonial et à certaines obligations qui naissent du mariage ou de la filiation en ce que seules les premières bénéficient de la prorogation du délai d'appel - prévue à l'article 50, alinéa 2, du Code judiciaire - jusqu'au quinzième jour de l'année judiciaire nouvelle lorsque le délai a pris cours et
expire pendant les vacances judiciaires : ...[+++]ledit article 50 fait en effet référence au délai d'appel prévu à l'article 1051 du même Code; or, en disposant, en son alinéa 1, que le « délai pour interjeter appel est d'un mois à partir de la signification du jugement ou de la notification de celui-ci faite conformément à l'article 792, alinéas 2 et 3 », ledit article 1051 ne fait pas référence à l'ordonnance notifiée sur la base de l'article 1253quater précité.
De prejudiciële vraag heeft betrekking op het verschil in behandeling dat bestaat tussen de personen die hoger beroep aantekenen in een procedure van gemeen recht en diegenen die hoger beroep aantekenen tegen een beschikking die is gewezen op de vorderingen in verband met de respectieve rechten en plichten van de echtgenoten, met hun huwelijksvermogensstelsel en met bepaalde verplichtingen die ontstaan uit het huwelijk of de afstamming, in zoverre enkel de eerstgenoemden de verlenging van de termijn voor hoger beroep - bedoeld in artikel 50, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek - genieten tot de vijftiende dag van het nieuw gerechtelijk jaar, wanneer de termijn is ingegaan en verstrijkt tijde
ns de gerechtelijke ...[+++]vakantie : het genoemde artikel 50 verwijst immers naar de in artikel 1051 van hetzelfde Wetboek bedoelde termijn voor hoger beroep; doordat het genoemde artikel 1051 echter in het eerste lid ervan bepaalt dat « de termijn om hoger beroep aan te tekenen [ . ] één maand [is], te rekenen van de betekening van het vonnis of de kennisgeving ervan overeenkomstig artikel 792, tweede en derde lid », verwijst het niet naar de beschikking waarvan kennis wordt gegeven op basis van het voormelde artikel 1253quater.