iii bis) une période minimale de trois mois s’est écoulée depuis la dernière apparition d’un foyer de fièvre aphteuse ou la fin de la vaccination d’urgence, si celle-ci est intervenue plus tard, et une enquête sérologique fondée sur la détection des anticorps anti-protéines non structurelles du virus aphteux a démontré, pour chaque ruminant pris individuellement et pour un échantillon suffisamment grand de porcs, l’absence d’infection chez les animaux vaccinés, conformément aux prescriptions de l’OIE.
iv) ten minste 3 maanden zijn verstreken sedert de laatste uitbraak van mond- en klauwzeer of sedert de voltooiing van de noodvaccinatie, indien dat later was, en - overeenkomstig de richtsnoeren van het OIE - heeft een serologisch onderzoek op basis van opsporing van antilichamen tegen niet-structurele proteïnen van het mond- en klauwzeervirus bij iedere herkauwer individueel en bij een voldoende grote steekproef onder varkens aangetoond dat gevaccineerde dieren vrij zijn van besmetting.