Le fonctionnaire qui, à titre exceptionnel, est rappelé en dehors de ses obligations de services ou de son devoir de permanence, pour participer à un travail imprévu et urgent, reçoit une allocation égale à la valeur de 4/1850 de la rémunération brute globale annuelle, telle que visée à l'article XII 34.
De ambtenaar die bij uitzondering buiten zijn dienstverplichtingen of permanentieplicht opgeroepen wordt om deel te nemen aan een onvoorzien en dringend werk, ontvangt een toelage die gelijk is aan de waarde van 4/1850 van de jaarlijkse gezamenlijke brutobezoldiging, zoals deze bepaald is in artikel XII 34.