A l'appui de cette thèse, les requérants dans l'affaire n° 1599 font valoir que l'arrêt de la Cour de cassation du 12 novembre 1997, que certains ont interprété comme consacrant une relativisation du secret professionnel, ne peut s'interpréter autrement que comme étendant l'application de la théorie du conflit de valeurs au cas où, dans le chef du client et plus seulement de l'avocat, la levée du secret serait justifiée, ut singuli, par la préservation d'une valeur jugée supérieure.
Ter staving van die stelling doen de verzoekers in de zaak nr. 1599 gelden dat het arrest van het Hof van Cassatie van 12 november 1997, dat door sommigen zo is geïnterpreteerd dat het een relativering van het beroepsgeheim verankert, niet anders kan worden geïnterpreteerd dan dat het de toepassing van de theorie van het waardenconflict uitbreidt tot het geval waarin ten aanzien van de cliënt en niet langer enkel ten aanzien van de advocaat, de opheffing van het geheim verantwoord zou zijn, ut singuli, ter vrijwaring van een hoger geachte waarde.