Par la première question préjudicielle, le juge a quo souhaite savoir si la disposition en cause viole les articles 10, 11 et 191 de la Constitution en ce que le délai de trente jours est applicable sans distinction, d'une part, aux étrangers qui se trouvent en Belgique et, d'autre part, aux étrangers qui se trouvent dans un pays non européen ou dans un pays européen non limitrophe de la Belgique.
Met de eerste prejudiciële vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen of de in het geding zijnde bepaling de artikelen 10, 11 en 191 van de Grondwet schendt, in de mate waarin de termijn van dertig dagen zonder onderscheid van toepassing is op, enerzijds, vreemdelingen die zich in België bevinden, en, anderzijds, vreemdelingen die zich in een niet-Europees land of in een Europees land dat niet aan België grenst, bevinden.