4. reconnaît que les jeunes ne constituent pas un groupe homogène et qu'ils sont confrontés à des environnements sociaux différents, et que les États membres présentent par conséquent des degrés de préparation variables à l'adoption de la garantie pour la jeunesse; dans ce contexte, estime que tous les jeunes devraient d'abord bénéficier d'une évaluation personnalisée de leurs besoins, qui devrait déboucher sur des services sur mesure;
4. erkent dat jongeren geen homogene groep vormen en niet allemaal dezelfde sociale achtergrond hebben, en dat er daarom onder de lidstaten een verschillende mate van bereidheid is om een jongerengarantie goed te keuren; wijst er bijgevolg op dat voor alle jongeren eerst een gepersonaliseerde beoordeling van hun behoeften moet plaatsvinden en dat er daarna specifieke, op hen afgestemde diensten moeten worden verleend;