A ma question n° 907 du 23 mai 1997, le ministre de l'époque a répondu qu'en matière fiscale, les amortissements peuvent être effectués suivant les règles habituelles sur la base de 50 % de la valeur de l'immeuble et que la plus-value
réalisée lors de la vente du bâtiment est en principe imposable à concurrence de 50 % quand il s'agit d'un immeuble bâti qui fait partie du patrimo
ine commun des deux conjoints et qui a été affecté, à concurrence de 50 %, à l'exercice de l'activité professionelle
...[+++] de l'un d'eux (Questions et Réponses, Chambre, 1996-1997, n° 90, p. 12365).
Op mijn vraag nr. 907 van 23 mei 1997 heeft de toenmalige minister geantwoord dat de afschrijvingen op fiscaal vlak, volgens de gebruikelijke regels kunnen worden toegepast op 50 % van de waarde van het gebouw en dat de meerwaarde die wordt verwezenlijkt bij de verkoop van het gebouw in beginsel ten belope van 50 % belastbaar is, wanneer het gaat over een gebouwd onroerend goed dat tot het gemeenschappelijk vermogen van beide echtgenoten behoort en ten belope van 50 % voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid van één van de echtgenoten wordt gebruikt (Vragen en Antwoorden, Kamer, 1996-1997, nr. 90, blz. 12365).