Contrairement à ce que les parties requérantes soutiennent, la circonstance que la victime de faits de violence entre partenaires dispose déjà d'un certain nombre de mécanismes de protection de nature civile, en vertu des articles 223, alinéa 3, 1447 et 1479, alinéa 5, du Code civil et en vertu de l'article 1270, alinéa 7, du Code judiciaire, n'entraîne pas que l'extension du droit de parole prévu à l'article 458bis serait superflue.
In tegenstelling tot wat de verzoekende partijen betogen, vloeit uit de omstandigheid dat het slachtoffer van partnergeweld krachtens de artikelen 223, derde lid, 1447 en 1479, vijfde lid, van het Burgerlijk Wetboek en krachtens artikel 1270, zevende lid, van het Gerechtelijk Wetboek reeds over een aantal burgerrechtelijke beschermingsmechanismen beschikt, niet voort dat de uitbreiding van het in artikel 458bis van het Strafwetboek bepaalde spreekrecht overbodig zou zijn.