Art. 20. Lorsque, dans l'échelle de traitement qui lui était appliquée le 31 mars 1972, les servic
es admissibles d'un agent étaient valorisés à partir de l'âge de dix-huit ans sur base du régime particulier établi par les articles 36 et 37 de l'arrêté royal du 22 juillet 1964 portant statut pécuniaire du personnel des ministères, le traitement de cet agent continue à être fixé en tenant compte des services prestés à partir de cet âge, aussi longtemps que l'intéressé bénéficie d'une échelle de traitement releva
nt de la classe (r) vingt ...[+++] ans » ou de la classe (r) vingt-trois ans ».
Art. 20. Wanneer, in de weddeschaal die op hem toepasselijk was op 31 maart 1972, de in aanmerking komende diensten van een ambtenaar gevaloriseerd werden vanaf de leeftijd van achttien jaar op basis van het bijzonder stelsel bepaald bij de artikelen 36 en 37 van het koninklijk besluit van 22 juli 1964 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der ministeries, wordt de wedde van die ambtenaar verder vastgesteld met inachtneming van de diensten gepresteerd vanaf die leeftijd, zolang de belanghebbende een weddeschaal behorend tot de klasse (r) twintig jaar » of tot de klasse (r) drieëntwintig jaar » geniet.