Ils étaient tous deux convaincus que l’Europe, divisée et ensanglantée après deux guerres dévastatrices au cours de la première moitié du vingtième siècle, n’aurait un avenir que si elle s’unissait et surmontait le nationalisme, les rivalités et les hostilités entre les États.
Beiden waren ervan overtuigd dat Europa, na twee vernietigende oorlogen in de eerste helft van de 20ste eeuw waardoor het verdeeld en met bloed bedekt werd, alleen toekomst zou hebben als het één zou worden en als alle vormen van nationalisme, antagonisme en vijandigheid tussen de landen zouden worden overwonnen.