L'argument tiré de l'article 6 de la Convention européenne des droits de l'homme par les parties Ping-Ying Chu, Mattaigne et autres et Thomas manque en fait puisque la Cour de cassation, conformément à la jurisprudence de la Cour européenne, accepte qu'en cas de violation du droit à un procès équitable au cours de l'instruction préparatoire, dans la mesure où l'exercice de ce droit est conciliable avec les règles de l'instruction prévues par la loi, le juge apprécie si cette violation aurait rendu impossible un procès équitable devant les juridictions du fond.
Het argument dat de partijen Ping-Ying Chu, Mattaigne en anderen en Thomas vinden in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens faalt in feite vermits het Hof van Cassatie, overeenkomstig de rechtspraak van het Europees Hof, aanvaardt dat in geval van schending van het recht op een eerlijke behandeling van de zaak tijdens het voorbereidend onderzoek, in zoverre de uitoefening van dat recht verenigbaar is met de regels van het onderzoek die bij de wet zijn voorgeschreven, de rechter oordeelt of die schending een eerlijke behandeling van de zaak voor de rechtscolleges ten gronde onmogelijk zou hebben gemaakt.