Dans le huitième moyen dans l'affaire n° 4312, les parties requérantes font valoir que les articles 29 et 30 de la loi anti-racisme, insérés par la loi du 10 mai 2007, violent les articles 10, 11, 13, 14, 19, 22, 23, 24, 25, 26 et 27 de la Constitution, en ce qu'ils renverseraient la charge de la preuve et établiraient, ce faisant, une différence de traitement injustifiée entre deux catégories de victimes, selon qu'elles peuvent ou non bénéficier du régime de la charge de la preuve en question.
In het achtste middel in de zaak nr. 4312 voeren de verzoekende partijen aan dat de artikelen 29 en 30 van de Antiracismewet, zoals ingevoegd bij de wet van 10 mei 2007, de artikelen 10, 11, 13, 14, 19, 22, 23, 24, 25, 26 en 27 van de Grondwet schenden, doordat ze de bewijslast zouden omkeren en daarbij een niet te verantwoorden verschil in behandeling zouden invoeren tussen twee categorieën van slachtoffers, naargelang zij al dan niet de betreffende bewijslastregeling kunnen genieten.