1. Au cours d'une période de six mois courant à compter de la première entrée, les ressortissants de pays tiers exemptés de l'obligation de visa peuvent circuler librement sur le territoire de l'ensemble des États membres pendant une durée maximale de trois mois au total, pour autant qu'ils remplissent les conditions visées à l'article 5, paragraphe 1, points a), c), d) et e).
1. Binnen een periode van zes maanden met ingang van het tijdstip van de eerste inreis kunnen onderdanen van derde landen die zijn vrijgesteld van de visumplicht gedurende in totaal ten hoogste drie maanden vrij reizen op het grondgebied van alle lidstaten, mits zij voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a), c), d) en e) gestelde voorwaarden.