2° ou le sportif justifie de quelle manière la substance spécifiée, au sens de la Liste des interdictions visée à l'article 1.6° du décret dopage, s'est retrouvée dans son organisme ou en sa possession, et démontre que cette substance spécifiée ne visait pas à améliorer sa performance, ni à masquer l'usage d'une substance améliorant la performance.
2° of bewijst op welke wijze de geïdentificeerde stof, in de zin van de lijst van de verboden bedoeld in artikel 1.6° van het dopingdecreet, in zijn lichaam wordt teruggevonden of in zijn bezit is, en bewijst dat die geïdentificeerde stof niet tot doel had zijn prestatie te verbeteren, of het gebruik van een stof die de prestatie verbetert, te maskeren.