21. critique l'intention de maintenir le principe du vote à l'unanimité en matière de politique étrangère et de sécurité, et y voit une lourde entrave à la capacité d'action nécessaire de l'Union; demande que, tout au moins pour les décisions sur des propositions du ministre des Affaires étrangères de l'Union, les votes aient lieu à la majorité, éventuellement une majorité qualifiée renforcée;
21. heeft kritiek op de voorgenomen handhaving van het beginsel dat eenparigheid van stemmen vereist is in het buitenlands en veiligheidsbeleid en vindt dit een ernstige belemmering van de noodzakelijke handelingsbevoegdheid van de Unie; verlangt, tenminste bij besluiten over voorstellen van de minister van Buitenlandse Zaken van de Europese Unie, dat bij meerderheid wordt gestemd, waarbij eventueel ook een supergekwalificeerde stemming in aanmerking komt;