Par dérogation à l’article 2, paragraphe 5, du présent règlement et pour les besoins de la présente annexe, un véhicule est réputé avoir une carrosserie, et donc un intérieur, s’il est équipé de vitres de sécurité, de portières latérales, de piliers latéraux et/ou d’un toit créant un compartiment fermé ou partiellement fermé.
In afwijking van artikel 2, lid 5, van deze verordening en voor de toepassing van deze bijlage wordt een voertuig geacht een carrosserie te hebben, en derhalve een binnenruimte, indien het is voorzien van veiligheidsruiten, zijdeuren, zijstijlen en/of een dak, waardoor een geheel of gedeeltelijk gesloten ruimte ontstaat.