A l'inverse de l'article 107, § 1er, ces articles ne renvoient pas à l'article 266 CIR 92 pour exclure les titres dont les intérêts sont capitalisés. a) Comment doit-on interpréter cette absence de renvoi? b) L'article 266 CIR 92, en tant que disposition légale, édicte-t-il une norme générale à laquelle, nonobstant une absence de référence à cet article, l'arrêté ne peut déroger? c) Faut-il au contraire estimer que, en l'abs
ence de renvoi, les sociétés d'investissement se voient, via la renonciation, exemptées de toute perception de précompte mobilier sur les intérêts capitalisés de titres d'emprunt? d) Si c'est cette dernière interpréta
...[+++]tion qui devait prévaloir, quels sont les motifs pour lesquels votre administration juge bon de renoncer, dans ce cas précis, à la perception du précompte mobilier?In tegenstelling tot artikel 107, § 1, verwijzen die artikelen niet naar artikel 266 van het WIB 1992 om de inn
ing van de roerende voorheffing wél te verplichten voor effecten waarvan de interest wordt gekapitaliseerd. a) Hoe moet dit ontbreken van een verwijzing worden geïnterpreteerd? b) Legt artikel 266 van het WIB 1992 als wetsbepaling een algemene norm op waarvan het uitvoeringsbesluit niet kan afwijken, ook al wordt er niet uitdrukkelijk naar dat artikel verwezen? c) Of mag men hieruit concluderen dat de beleggingsvennootschappen, bij ontstentenis van een verwijzing naar dat artikel, vrijgesteld zijn van de roerende voorheffing op
...[+++]de gekapitaliseerde rente van effecten die leningen vertegenwoordigen? d) Als die laatste interpretatie juist is, waarom acht uw administratie het dan opportuun in het onderhavige geval af te zien van de inning van de roerende voorheffing?