Comme il est constaté en B.16.5 à B.16.8, en imposant le code de bonne conduite et le questionnaire médical standardisé, le législateur a voulu garantir le droit au respect de la vie privée des candidats à l'assurance, sans toutefois vouloir porter atteinte à la « nécessité pour l'assureur de [pouvoir] déterminer le risque sanitaire ».
Zoals reeds is vastgesteld in B.16.5 tot B.16.8, heeft de wetgever met de gedragscode en de standaard medische vragenlijst het recht op eerbiediging van het privéleven van de kandidaat-verzekerden willen waarborgen, zonder evenwel afbreuk te willen doen aan de « noodzaak van de verzekeraar om het gezondheidsrisico te [kunnen] bepalen ».