Le ministre explique que l'article 5 prend en compte la remarque formulée par le Conseil d'État selon laquelle, en vertu de l'article 6, 1131, 1963 et 1967 du Code civil, les contrats faits en vue de jeux autres que d'adresse ou de sport et de leur exploitation, sont privés de toute force civile contraignante.
De minister legt uit dat het artikel 5 tegemoet komt aan een opmerking van de Raad van State dat krachtens de artikelen 6, 1131, 1963 en 1967 van het Burgerlijk Wetboek, contracten met het oog op spelen die geen behendigheids- of sportspelen zijn en met het oog op de exploitatie ervan, geen dwingende burgerrechtelijke kracht hebben.