Le Code civil prévoit en son article 1326 qu'un billet ou une promesse sous seing privé par lequel une seule partie s'engage envers l'autre à lui payer une somme d'argent ou une chose appréciable, doit être écrit en entier de la main de celui qui le souscrit; ou du moins il faut qu'outre sa signature, il ait écrit de sa main un « bon » ou un « approuvé », portant en toutes lettres la somme ou la quantité de la chose.
Het Burgerlijk Wetboek bepaalt in artikel 1326 dat een onderhands biljet of onderhandse belofte waarbij een enkele partij zich tegenover de andere verbindt om haar een geldsom of een waardeerbare zaak te betalen, geheel geschreven moet zijn met de hand van de ondertekenaar of ten minste moet deze, benevens zijn handtekening, met de hand een « goed voor » of een « goedgekeurd voor » geschreven hebben waarbij de som of de hoeveelheid van de zaak voluit in letters is uitgedrukt.