1. « L'article 8, alinéa 1, de l'arrêté-loi du 14 septembre 1918 [concernant la législation pénale] viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constit
ution en tant qu'il édicte que les décisions de la Cour militaires sont prises à la majorité des voix ', sans imposer qu'elles le soient à l'unanimité de ses membres lorsqu'elles réforment un acquittement ou qu'elles aggravent les peines prononcées par le conseil de guerre, alors que l'article 211bis du Code d'instruction criminelle, applicable aux juridictions d'appel ordinaires, dispose que s'il y a eu jugement d'acquittement, la juridiction d'appel ne peut prononcer la condamnation qu'à l'un
...[+++]animité de ses membres et que la même unanimité est nécessaire pour que la juridiction d'appel puisse aggraver les peines prononcées par le premier juge ?1. « Schendt artikel 8, eerste lid, van de Besluitwet van 14 september 1918 [betreffende o.m. de wijze van stemmen in het Militair Gerechtshof en de krijgsraden] de arti
kelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het bepaalt dat de beslissingen van het Militair Gerechtshof; bij meerderheid van stemmen genomen worden ', zonder te vereisen dat zij met eenparige stemmen van zijn leden genomen worden, ingeval zij een vrijspraak wijzigen of de door de krijgsraad opgelegde straffen verzwaren, terwijl artikel 211bis van het Wetboek van Strafvordering, dat toepasselijk is op gewone gerechten in hoger beroep, bepaalt dat, ingeval er een vrijsprek
...[+++]end vonnis is, het gerecht in hoger beroep geen veroordeling kan uitspreken dan met eenparige stemmen van zijn leden, en dat dezelfde eenstemmigheid voor het gerecht in hoger beroep vereist is om de door de eerste rechter uitgesproken straffen te kunnen verzwaren ?