1) Toute personne qui au jour de référence (c'est-à-dire le 1 avril 1999 - date à laquelle la liste des électeurs sera établie) est citoyen de l'Union européenne et qui, sans en avoir la nationalité, réunit les conditions auxquelles la législation de l'Etat-membre de résidence subordonne le droit de vote de ses propres ressortissants, a le droit de vote dans l'Etat-membre de résidence lors des élections pour le Parlement européen, si elle n'a pas été déchue de ces droits (Directive - art. 3).
1) Eenieder die op de referentiedag (te weten op 1 april 1999 - opmaak kiezerslijst) burger is van de Europese Unie en die zonder er de nationaliteit van te bezitten, aan de voorwaarden voldoet waaraan de wetgeving van de Lid-Staat van verblijf het actief kiesrecht van zijn eigen onderdanen onderwerpt, heeft in de Lid-Staat van verblijf actief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement, tenzij hij dit recht verloren heeft (Richtlijn, art. 3).