Art. 15. Les appels formés contre les décisions des bureaux principaux de collège statuant sur les réclamations introduites par les candidats contre la déclaration d'appartenance linguistique prescrite à l'article 21, § 2, alinéa 6, de la loi du 23 mars 1989 relative à l'élection du Parlement européen et formulée par des candidats présentés par des électeurs, sont traités par les chambres désignées par le premier président du Conseil d'Etat.
Art. 15. De beroepen tegen de beslissingen van de collegehoofdbureaus die uitspraak doen over de bezwaarschriften die ingediend zijn door de kandidaten tegen de taalverklaring die voorgeschreven wordt door artikel 21, § 2, zesde lid, van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europese Parlement en die geformuleerd wordt door kandidaten die voorgedragen worden door kiezers, worden behandeld door de kamers die de eerste voorzitter van de Raad van State aanwijst.