En ordre subsidiaire, les parties requérantes considèrent que l'article 10, § 1, alinéa 1, 5°, de la loi du 15 décembre 1980 viole les articles 10 et 11 de la Constitution, en ce qu'il ne prévoit pas d'exception au délai d'attente d'un an, en cas de demande de regroupement familial émanant du partenaire et des enfants de ce dernier, avec l'étranger qui est reconnu réfugié ou qui bénéficie de la protection subsidiaire, alors qu'une telle exception est prévue à l'article 10, § 1, alinéa 1, 4°, de ladite loi.
In subsidiaire orde zijn de verzoekende partijen van oordeel dat artikel 10, § 1, eerste lid, 5°, van de wet van 15 december 1980 een schending inhoudt van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat het niet in een uitzondering op de wachttijd van één jaar voorziet, bij de aanvraag tot gezinshereniging door de partner en diens kinderen met de vreemdeling die als vluchteling is erkend of die subsidiaire bescherming geniet, terwijl in een dergelijke uitzondering wel is voorzien in artikel 10, § 1, eerste lid, 4°, van die wet.