À l'instar de la Commission De Grauwe, le législateur a estimé en 2000 qu'il était effectivement inutile d'imposer toutes sortes d'obligations et les frais y afférents pour la convocation et la tenue physique de son assemblée générale à une société comptant seulement quelques associés, lorsque celle-ci ne voit pas d'intérêt à se réunir selon les modalités prévues normalement par la loi.
In navolging van de Commissie De Grauwe vond de wetgever in 2000 het inderdaad zinloos om allerhande verplichtingen en daarmee gepaard gaande kosten op te leggen aan een vennootschap in verband met de oproeping en het fysiek afhandelen van de algemene vergadering in een vennootschap met slechts enkele vennoten, wanneer die vennootschap geen belangstelling heeft om volgens die modaliteiten te vergaderen.