En conséquence, la chambre de recours a rectifié la décision attaquée en précisant que la demande d’enregistrement en application de l’article 7, paragraphe 3, du règlement n° 40/94 était également rejetée, au motif que les preuves fournies par la requérante n’étaient pas suffisantes pour démontrer le caractère distinctif acquis par l’usage de la marque demandée.
Aldus heeft de kamer van beroep de bestreden beslissing rechtgezet door te preciseren dat de inschrijvingsaanvraag op basis van artikel 7, lid 3, van verordening nr. 40/94 eveneens werd afgewezen, op grond dat het door verzoekster overgelegde bewijsmateriaal niet volstond als bewijs dat het aangevraagde merk door het gebruik ervan onderscheidend vermogen had verkregen.