Le ministre de l'Intérieur, le procureur général près la cour d'appel, le procureur du Roi, le commissaire général de l'État près la cour de régularisation des illégaux, le commissaire de l'État près le tribunal et le demandeur peuvent interjeter appel du jugement dans les quinze jours de la remise du pli judiciaire au demandeur ou aux autres personnes visées à l'article 46, § 1 , alinéa 2, du Code judiciaire.
De minister van Binnenlandse Zaken, de procureur-generaal bij het hof van beroep, de procureur des Konings, de commissaris-generaal van de Staat bij het hof voor de regularisatie van illegale vreemdelingen, de commissaris van de Staat bij de rechtbank en de verzoeker kunnen hoger beroep tegen het vonnis instellen binnen de vijftien dagen na de afgifte van de gerechtsbrief aan de verzoeker of aan de andere in artikel 46, § 1, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde personen.