L'article 14, paragraphe 3, dispose que les États membres doivent aussi apporter assistance et aide, lorsque cela est nécessaire et possible, à la famille des enfants victimes qui se trouve sur leur territoire.
Artikel 14, lid 3, bepaalt dat lidstaten ook bijstand en ondersteuning moeten bieden, indien passend en mogelijk, aan de op hun grondgebied verblijvende gezinsleden van het minderjarige slachtoffer van mensenhandel.