Les États membres doivent notamment tenir compte du statut commercial et des motifs du détenteur des produits, du lieu où ces produits se trouvent, du mode de transport utilisé (camion, par exemple), de tout document relatif à ces produits (facture, par exemple) ainsi que de la nature et de la quantité de ces produits.
De lidstaten dienen met name rekening te houden met de commerciële status en de beweegredenen van degene die de producten voorhanden heeft, de plaats waar de producten zich bevinden, de gebruikte wijze van vervoer (bijv. vrachtwagen), elk document betreffende de producten (bijv. rekening) en de aard en hoeveelheid van deze producten.