29. est conscient du fait que le volume des crédits de paiement réellement exécutés en fin d'exercice présente parfois un excédent important par rapport au volume des paiements convenu au départ par l'autorité budgétaire, ce qui se traduit par une baisse équivalente de
s contributions des États membres au budget de l'Union et une amélioration de leurs finances publiques; ne considère pas que les inquiétudes du Conseil à propos du volume et du délai de ce "remboursement" soient pertinentes pour régler le problème sous-jacent, particulièrement sensible d'un point de vue politique, du financement du
...[+++] budget de l'Union; est plutôt d'avis que les crédits non dépensés d'une année "n" devraient être reportés sur l'exercice budgétaire suivant ("n +1") plutôt que d'être déduits de la somme des contributions nationales des États membres; engage donc vivement la Commission à présenter des propositions ambitieuses visant à créer des ressources propres nouvelles et réelles pour l'Union afin de pleinement doter celle-ci de moyens financiers réels et autonomes; insiste, par ailleurs, pour que de nouvelles ressources propres se fondent sur une évaluation d'impact exhaustive, et se donnent pour but de concevoir des moyens de renforcer la compétitivité et la croissance économique de l'Union; demande au Conseil de coopérer de manière constructive dans le débat relatif aux ressources propres nouvelles et équitables pour l'Union; 29. is zich ervan bewust dat het bedrag aan betalingen dat elk jaar uiteindelijk wordt uitgevoerd soms een aanzienlijk zogenaamd "overschot" laat zien vergeleken met het bedrag aan betalingen
dat oorspronkelijk door de begrotingsautoriteit was over
eengekomen, hetgeen betekent dat de nationale bijdragen van de lidstaten aan de EU-begroting dienovereenkomstig zijn afgenomen en hun fiscale posities zijn verbeterd; vindt de zorgen van de Raad ten aanzien van het bedrag en timing van deze "teruggave" niet relevant bij de aanpak van de gev
...[+++]oelige onderliggende politieke kwestie van de financiering van de EU-begroting; is veeleer van mening dat niet-bestede kredieten uit het jaar "n" naar het volgende begrotingsjaar ("n+1") moeten worden overgedragen, in plaats dat zij worden afgetrokken bij de berekening van de nationale bijdragen van de lidstaten; verzoekt de Commissie derhalve met klem om ambitieuze voorstellen te maken voor het vaststellen van nieuwe, echte eigen middelen om de EU te voorzien van echte en autonome financiële middelen; dringt er bovendien op aan dat nieuwe eigen middelen gebaseerd moeten zijn op een uitvoerige effectbeoordeling en manieren moeten ontwikkelen om het concurrentievermogen en de economische groei van de EU te vergroten; verzoekt de Raad om constructief samen te werken in het debat over nieuwe eigen middelen voor de EU;