Pendant la procédure de reconnaissance visée au §1 , le ministre ou son délégué peut faire détenir l'étranger qui est signalé aux fins de non-admission, pour un des motifs visés au §1 , 1º, dans les États parties à la Convention d'application de l'Accord de Schengen, signée le 19 juin 1990, sans que la durée de la détention puisse dépasser un mois.
Tijdens de in §1 bedoelde erkenningsprocedure, kan de minister of zijn gemachtigde de vreemdeling die ter fine van weigering van toegang gesignaleerd staat, omwille van een in §1, 1º, bedoelde reden, in de Staten die partij zijn bij de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen, ondertekend op 19 juni 1990, laten opsluiten zonder dat de duur van de opsluiting langer mag zijn dan een maand.