Deuxièmement, les arguments selon lesquels il y a eu violation de la présomption d'innocence, que la section 118 (5) de la loi CLXXXVI de 2013 criminalisant l'espionnage contre les institutions de l'Union européenne a été adoptée précisément pour rendre le comportement de M. Kovács punissable et que la classification de l'ensemble de l'affaire est illégale et abusive ne correspondent pas à la demande de levée de l'immunité qui a été introduite afin que des enquêtes puissent être menées, sur la base de soupçons raisonnables, afin d'établir si des charges pèseront contre lui.
Ten tweede stroken de beweringen dat er sprake was van een schending van het vermoeden van onschuld, dat artikel 118, lid 5, van wet CLXXXVI van 2013 tot strafbaarstelling van spionage bij de instellingen van de EU specifiek werd aangenomen om het gedrag van dhr. Kovács strafbaar te stellen en dat de classificatie van de hele zaak onwettig en onredelijk is, niet met het verzoek om opheffing van de immuniteit dat is ingediend met het oog op de instelling van een onderzoek, op basis van een redelijk vermoeden, om vast te stellen of er beroep tegen hem kan worden ingesteld.